Beste Roel en medeforumleden,
Een zeer interessant, maar ook lastig onderwerp waarover zelfs ervaren, uiterst deskundige restaurateurs onderling regelmatig van mening verschillen.
Ik denk dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen objecten die op ambachtelijke, kunstzinnige wijze en met het nodige vakmanschap vervaardigd zijn en producten die in een al dan niet beperkte serie fabrieksmatig zijn geproduceerd. Dat neemt niet weg dat de grenzen in sommige gevallen vaag zijn, zoals bijvoorbeeld bij comtoiseklokken, waarvan de onderdelen in huisvlijt (meestal door boeren die ook 's winters geld moesten verdienen) werden gemaakt, uiteindelijk in een een fabriek werden samengebracht en in een aldaar gemaakt ijzeren frame werden geplaatst. Overigens is deze werkwijze uiteindelijk de basis van de Zwitserse en Franse uurwerkindustrie geweest.
Voor die 'fabrieks’categorie is het vrij eenvoudig, al lopen de visies hierover zeker in dit forum flink uiteen: wanneer er voor versleten dan wel defecte onderdelen originele nieuwe beschikbaar zijn, dan zou ik zeggen vervangen zolang dat mogelijk is. En dat geldt wat mij betreft voor alle onderdelen. Het wordt lastiger wanneer een specifiek onderdeel met de beste wil van de wereld niet meer op te duikelen is; in dat geval wordt het of in dezelfde stijl en afwerking bijmaken of het oorspronkelijke repareren. Dat laatste zal zeker wanneer het wijzerplaten betreft lastig worden en in de meeste gevallen is het dan ook beter wanneer bepaalde herstelwerkzaamheden achterwege worden gelaten.
Iets totaal anders is het zogenoemde modden (een woord dat mij overigens voordat ik dit forum bezocht volstrekt vreemd was). Hieronder versta ik het bewust veranderen van een voorwerp zodat het aan de persoonlijke smaak van de eigenaar beantwoordt. Iedereen zijn pleziertjes, zou ik zeggen, maar zo’n actie is zeker te betreuren wanneer het om voorwerpen gaat die algemeen als uniek en onvervangbaar worden beschouwd. Niet doen dus bij waardevolle verzamelaarsobjecten en al helemaal niet waar het potentiële museumstukken betreft!
Het wordt allemaal heel anders wanneer het een voorwerp betreft dat voornamelijk in handwerk is vervaardigd en overduidelijk voor het nageslacht dient te worden bewaard. In zo’n geval moet eerst worden bepaald in hoeverre het object nog in originele staat is, wat er precies defect is, of er iets ontbreekt en of het gelet op het voorgaande verantwoord is het voorwerp in een functionele staat terug te brengen of dat het beter is voor een conserverende behandeling te kiezen. De kwestie die dan altijd speelt is wat die oorspronkelijke staat eigenlijk was. In het geval van mechanische apparaten zoals klokken en horloges was het credo vroeger: niet het (kostbare!) object vervangen, maar technisch aanpassen, en dat soms meerdere malen. Dit wordt in vakkringen overigens niet gezien als vervalsen, maar als deel van de geschiedenis van het voorwerp. In sommige gevallen kan zo’n gedetailleerd onderzoek veel tijd in beslag nemen en de uitslag aanleiding zijn voor verhitte discussies tussen de deskundigen.
Resumerend zie ik de zaak nogal genuanceerd. Los van het feit dat ik Angelsaksische termen als ‘vintage’, ‘fat font inlay’ en ‘faded’ lastig kan duiden en bovendien geen aanwinst voor de Nederlandse taal vind, mag het de lezer duidelijk zijn dat er in mijn optiek een groot verschil is tussen ‘fabriceren’ en ‘vervaardigen’ en dat dit onderscheid uiteindelijk bepaalt wat verantwoord is en wat niet. Soms betekent dat overigens dat ik mijn dierbare klanten in eerste instantie moet teleurstellen, maar dat ze na mijn uitleg vrijwel zonder uitzondering blij zijn dat een bepaalde reparatie niet is uitgevoerd.
Met vriendelijke groet,
Robbert