Ben.R Schreef:
kreupel + beuse001…ik zal jullie even uit de
droom helpen …nee het komt daar NIET vandaan…het
komt van het bedrijf AGC …te Tiel en dan de
Hardmaas (is een afdeling binnen het bedrijf) daar
maken ze colorbel een ‘‘keramiekpasta’’ geharde
ruiten met een kleurlaag (zie je wel eens in
gevels van grote gebouwen) dat gaat een oven in en
dan worden de ruiten gehard en de colorbel kleur
die brand in het glas…daarna gaan ze een koeler
in en worden langzaam gekoeld…gaat het te snel
dan klappen ze in kleine stukjes…soms is het wel
eens dat de ruiten elkaar overlappen …dan krijg
je krassen…of bij het stapelen …voor ze naar de
klant gaan worden ze gecontroleerd …zitten er
krassen in gaan ze naar een afdeling (expeditie
genaamd) daar staan een stuk of 3 mannen die
hebben een vloeistof kant en klaar …dan gieten ze
een heel klein beetje over de krassen en gaan met
een uit de kluiten gewassen DREMEL…er flink tegen
aan …net zolang tot de krassen weg zijn…en
laat deze jongen nu net die vloeistof in zijn
bezit hebben…en nee het komt NIET bij de koepel
vandaan.het is van AGC zelf speciaal voor geharde
ruiten…hehe dat is eruit.ik kan het weten …ik
werk nu bij snijden-ofline (nu 24 jaar), wij
snijden ruiten van 6meter bij 3meter 4.6.8.en 10mm
dik…en heb 5maanden bij de colorbel gestaan
en op elk soort glas zit een coating (kun je
alleen met bepaald UV licht zien) ook mineraal en
saffier …ik dacht dat het ac-coating of
ag-coating hete…maar doet er niet toe…dat is
keihard…en polijst je daar doorheen (zie je toch
niet) en dan verdwijnen de krassen,omdat koudglas
niet vast is maar blijft vloeibaar.klinkt raar
maar is zo (het is alleen een vreselijk werk) in
het begin denk je waar ben ik aan begonnen ik zie
geen verschil…maar ga je door …nou je ziet mijn
foto’s
PS…zet je een ruit rechtop…laat hem 50jaar staan
en hij was 6mm dik…dan is hij boven 5mm en onder
7mm …kun je heel goed zien bij Archeologie als ze
glazen karaffen of wat dan ook vinden van de
Romeinen …zijn altijd vervormd… dat komt omdat
koudglas vloeibaar blijft …dit is mijn uitleg
over glas
groet Ben…
Hallo Ben,
Het volgende over glas: vloestof of vasate stof
Uit Wikipedia
Vloeistof of vaste stof
Er werd vroeger wel gezegd dat glas eigenlijk een vloeistof is die zeer langzaam stroomt. Dit zou te meten zijn door in oude ruiten de dikte van de onderkant te vergelijken met die van de bovenkant.[2] Dat verhaal, dat ook op scholen werd onderwezen, is echter onjuist. Volgens een berekening van Edgar Dutra Zanotto van de Universiteit van Sao Carlos in Brazilië in het American Journal of Physics zou zelfs glas met een lage viscositeit er 1032 jaar over zou doen om merkbaar te vervormen.[3] Aangezien 1032 jaar een extreem lange periode is, volgens elke schatting vele malen langer dan de ouderdom van het universum, kan men bij kamertemperatuur onmogelijk enige vloei van deze stof waarnemen. De dikteverschillen in oude ruiten zijn te verklaren uit fabricagemethoden die in het verleden werden gebruikt. Glasplaten werden gemaakt door het dikvloeibare glas rond te draaien. De buitenste rand werd daarbij dikker. Bij het plaatsen van de rechthoekig gesneden ruit, plaatste men de dikste kant aan de onderzijde, vanwege de stabiliteit.
Er zijn wel stroperige vloeistoffen die eruitzien als een vaste stof, maar waarvan duidelijk is aangetoond dat het om een vloeistof gaat met een zeer hoge viscositeit, bijvoorbeeld pek of bitumen bij het pekdruppelexperiment. Daarbij gaat het om materialen waarvan het glaspunt veel dichter bij kamertemperatuur ligt (glasovergang).
Volgens een andere benadering zou een glas een onderkoelde vloeistof zijn. Deze benadering gaat ervan uit dat een vloeistof bij afkoeling een vloeistof blijft, zolang het niet kristalliseert tot een kristallijne vaste stof. Aangezien glas niet uit kristallen is opgebouwd, zou het geen vaste stof zijn. Een praktischer definitie noemt een stof een vloeistof als het een homogene stof is die kan vloeien, of het nu kristallijn of amorf is. Ook een glas als dit is volgens die definitie duidelijk een vaste stof.
In het algemeen is er duidelijk een temperatuur aan te wijzen waarbij een glas smelt en overgaat in een stroperige vloeistof en daarom worden in de wetenschap glazen in het algemeen onderscheiden van onderkoelde vloeistoffen. Ook volgens deze definitie is het antwoord op de vraag of een glas een vloeistof is dus negatief: een glas is iets anders dan een onderkoelde vloeistof.
Een voorname bron van verwarring daarbij is dat het overgangspunt afhankelijk is van de frequentie van de temperatuurfluctuatie waarmee men het fenomeen bestudeert. Bij hogere frequentie is het punt wat hoger. Wanneer men een materiaal neemt waarvan het glaspunt vlak bij kamertemperatuur ligt is het dus goed mogelijk dat het breekt als een glazen vaste stof als men het snel op de grond gooit, maar vloeit als een vloeistof als men op een veel grotere tijdschaal bekijkt. Men spreekt van het tijd-temperatuur-superpositieprincipe om aan te duiden dat de tijdschaal en de temperatuurschaal gedeeltelijk uitwisselbaar zijn. De verschuiving van de glastemperatuur (Tg) met de tijdschaal is echter niet groot en dat verklaart ook waarom ver beneden het glaspunt (zoals voor vensterglas bij kamertemperatuur) geen vloeistofgedrag meer te verwachten is.
Voor veel polymeren ligt dat wat anders. Dat zijn vaak glazen met een glastemperatuur die slechts 100-200 °C beloopt in plaats van 700-1000 °C voor silicaten. Hoewel vloei ook voor deze materialen nauwelijks een rol speelt is er soms wel sprake van veroudering (aging) waarbij onder loop van jaren de mechanische eigenschappen van het polymeer geleidelijk veranderen. Dit is vooral een zaak waarmee men rekening moet houden als men de kunststof in een constructie wil toepassen. Ook deze veroudering is een gevolg van de nabijheid van het glaspunt.
Met vriendelijke groeten,
Inca