Een beeld van die werkwijze rond die dagen wordt leuk uiteengezet in de “historie van Pontiac” van Eric Damstra, een boekwerkje kun je wel zeggen van onze eigen @jazzbassman. Niet dat het bij alle merken precies hetzelfde toeging, maar minimaal deels wel.
Hier het hele document:
https://home.kpn.nl/mc.boon.1/overig/PONTIAC.pdf
op pag 8 en 9, en ik plak het hier maar even:
(waarschuwing voor de tekstschuwen alhier: hier staan 497 woorden, bijna een heel A4tje. Onmiddelijk overslaan en rustig verder leven als je dit niet aankunt)
Het design ging over het algemeen zo: De 3 directies (Amsterdam, Brussel en Biel) gingen –soms ook met 2 of 3 heren van
de buitendienst naar de Mustermesse in Bazel en liepen daar bij alle fabrikanten van horlogekasten binnen en lieten zich alles tonen en namen monsters mee.
Ter info: Het eerste horloge en sieraden beurs in Bazel wordt gehouden in 1917. In 1931 krijgt de beurs zijn eigen paviljoen. In 1963 werd de beurs verplaatst naar een nieuw gebouwde paviljoen. Pas in 1972, wordt de show voor europese exposanten opengesteld. Vanaf 1986 zijn er ook niet -Europese exposanten. In 1973 verandert de naam in
Europäische Uhren- und Schmuckmesse (EUSM). In 1983 werd ze
simpelweg genaamd BASEL 83. Sinds 2003 heet de beurs Baselworld.
In Biel werden van die monsters zgn. postiches gemaakt. (een postische is een horloge zonder uurwerk, met alleen een kast, wijzerplaat en wijzers) Die werden dan in Amsterdam en Brussel nader bekeken en als ze bevielen dan werden ze besteld. Bij gouden horloges met briljanten soms maar 10 stuks, bij zgn. courante modellen tot 2000 stuks of meer.
Vaak liet de directie in Biel ook de fabrikanten op bezoek komen en koos dan zelf de monsters uit.
Bij het bestellen waren nog discussies over de details van de wijzerplaat (cijfers, indexen, vlak, gebogen, enz.) en de vorm van de wijzers. Dan moest er ook nog een horlogebandje aan (kalfsleer, hagedis, krokodil, echt of imitatie, enz.) Veel horloges werden ook voorzien van een metalen “Fixo-flex” band, dit waren rekbare metalen banden in diverse uitvoeringen. Rowi (Rodi & Wienenberger) GmbH uit Pforzheim heeft die in 1952 geïntroduceerd. Deze banden zie je nog veel bij gebruikte Pontiac horloges terug, ze zijn dus behoorlijk duurzaam en weer een mooi voorbeeld van de kwaliteit die Pontiac leverde.
Bij gouden en vergulde kasten kwam daar nog bij, dat voor Nederland een andere goudkleur dan voor België besteld moest worden. België wilde 2N18 (“roodgoud”) en Nederland 1N14 (geelgoud). Er waren ook andere kleuren mogelijk.
Als iedereen het eens was konden de bestellingen naar de leveranciers eruit maar het was ook en vooral m.b.t. de uurwerken niet altijd envoudig. Een horlogefabriek(je) kon wel werken bestellen, maar het “Uhrenstatut” besliste wie welke werken (kalibers) en in welke hoeveelheden kreeg. Alles was compleet gereglementeerd en niemand kon doen wat hij wilde. Einde jaren 60 werd het liberaler. Het kon ook gebeuren, dat een fabriek andere werken toegewezen kreeg dan besteld waren bijv. 6 3/4-8"’ i.p.v. 6 3/4’" rond. En ruilen met andere fabrieken was streng verboden.De boekhoudingen en de voorraden werden erop gecontroleerd!
Kortom de benodigde onderdelen van de werken werden besteld. Dat is niet alleen een platine zus en een radertje zo, maar een platine met een bepaalde guillochage en ook een bepaalde galvanisering. Ook de radertjes waren in verschillende uitvoeringen verkrijgbaar. Dit laatste verklaart ook waarom je dezelfde calibers in goedkopere en duurdere horloges terug vindt. Het ontwerp is dan wel hetzelfde maar het afwerkingsniveau van de onderdelen zal veel verschillen.